Wedstrijd reglement

Art 01 - Definities

Terugspeelbal - Een terugspeelbal is een pass van een veldspeler naar zijn eigen keeper. In het geval van een terugspeelbal mag de keeper de bal niet in zijn handen nemen.

Pass - Een pass is elke beweging gemaakt met de stick naar de bal, alsook het stilleggen van de bal, door een speler in balbezit, met als doel om de bal daardoor aan een medespeler te geven. De bal moet niet bij de medespeler aankomen om als pass beschouwd te worden. Bij elke pass moet de stick met 2 handen vastgenomen worden. Als een persoon niet in balbezit is en een interceptie uitvoert richting de bal dan wordt het gevolg hiervan niet beschouwd als pass, moest de bal op deze manier bij een medespeler belanden. Deze interceptie wordt dan ook niet afgekeurd, ook al is het met een hand, tenzij er sprake is van ruw, risicovol of gevaarlijk spel. Een propere, gecontroleerde interceptie is dus toegestaan, ook met 1 hand. Als deze actie echter ruw, gevaarlijk, of risicovol is dan wordt deze wel afgefloten. Een voorbeeld van zo'n gevaarlijke actie is roekeloos of wild slaan met de stick naar zowel stick en bal van de tegenstander in de hoop toch wat bal te raken.

Schot - Een schot is elke beweging gemaakt met de stick naar de bal, met als bedoeling om de bal in het doel te schieten. Bij elk schot moet de stick met 2 handen vastgenomen worden. De slag met de stick moet geen doelpunt opleveren om als schot beschouwd te worden.

Voordeelregel - Na een overtreding mag de scheidsrechter het spel laten door gaan indien het team waartegen een overtreding werd begaan hieruit voordeel kan halen. Dit is bijvoorbeeld het geval als de ploeg in een kansrijke positie komt om te scoren of om een aanval op te zetten. De scheidsrechter kan het spel na enkele seconden alsnog onderbreken om disciplinaire maatregelen te nemen, als het beoogde voordeel achterwege blijft.

Bully - Neutrale vorm om het spel te hervatten, waarbij 2 spelers 3 keer de grond en elkaars stick tikken om vervolgens de bal in het spel te brengen. Dit allereerste contact mag geen rechtstreeks schot op doel zijn.

 

Art 02 - Algemeen

Alle wedstrijden zijn recreatief in spel en geest, ongebonden aan een financiële beloning voor de winnaars, waarbij het vriendschappelijke boven de eindscore primeert. Het spel wordt in geval van competitief rolhockey onder leiding van de aanwezige scheidsrechter gespeeld.

 

Art 03 - Speelveld

Het veld wordt afgebakend door de aanwezige wanden van de zaal, inclusief aanwezige obstakels zoals tribunes, zitbanken,… Een speciale afscheiding tussen spelers en reservespelers / toeschouwers wordt niet voorzien.

Verplaatsbare obstakels (met uitzondering van de rolhockeydoelen) moeten ofwel tegen de muur geplaatst worden, ofwel van het veld verwijderd worden indien deze een gevaar kunnen opleveren voor de spelers of het goede verloop van het spel kunnen schaden. De scheidsrechter is hiervoor verantwoordelijk en dient de spelers ervan op de hoogte te brengen indien bepaalde obstakels tijdens de wedstrijd op het veld blijven.

 

Art 04 - Doel

Deze bestaat uit een rechthoekige houten of metalen kooi, waarvan de afmetingen en constructie bij voorkeur maar niet noodzakelijk dezelfde zijn als een minivoetbaldoel. Beide doelen moeten dezelfde afmetingen hebben. Het doel mag met niets anders dan het doelnet bedekt zijn. Dit doelnet moet de bovenkant, de zijkanten en de achterkant bedekken.

De doelen worden aan weerszijden van het veld geplaatst, met voldoende ruimte achter de doelen en moeten met de opening van het doel naar elkaar gericht staan. De ruimte achter de doelen is afhankelijk van de zaalinrichting en valt onder de goedkeuring van de scheidsrechter. De scheidsrechter controleert voor de match de doelen en hun plaatsing.

 

Art 05 - Ploeg 

Een ploeg bestaat uit één keeper en vier spelers. Maximum vijf reservespelers zijn toegestaan.

 

Art 06 - Minimum aantal spelers

Indien een ploeg aantreedt met minder dan 4 spelers, verliest deze ploeg met de forfaitcijfers 10 - 0. De aanwezige spelers worden willekeurig in 2 ploegen herverdeeld en spelen een vriendschappelijke match. Toeschouwende leden kunnen zich bij deze vriendschappelijke match toevoegen na goedkeuring van de scheidsrechter.

Spelers die na het officiële begin van de match op het veld verschijnen, mogen onmiddellijk aansluiten bij hun ploeg. Dit heft het forfait echter niet op.

Indien tijdens een wedstrijd, ten gevolge van blessures of sancties, een onevenwicht optreedt tussen de beide ploegen (aantal spelers, sterkte van de ploeg), kan de scheidsrechter 10 - 0 forfaitcijfers toekennen en één of meerdere spelers herverdelen tot het spelen van een vriendschappelijke match.

 

Art 07 - De keeper

De keeper. De keeper speelt steeds op schaatsen. Het is hem toegestaan binnen de doelzone de bal te stoppen met ieder lichaamsdeel, zelfs als zijn lichaam tijdelijk in contact is met de grond. Hij mag de bal slaan, van richting veranderen, stoppen met zijn lichaam of hand, hem schoppen, pakken of bij zich houden, ... Onmiddellijk na iedere verdedigingsactie, waarbij de keeper is komen te liggen, dient hij zo snel mogelijk op te staan. Hij mag niet meer verder spelen terwijl hij op de grond ligt. De keeper heeft het recht bij de verdediging van zijn doel, de stick hoger dan schouderhoogte te brengen, tenzij dit gevaarlijk spel oplevert.

De keeper mag de bal in zijn handen nemen (tenzij in geval van terugspeelbal) als hijzelf en de bal volledig binnen de zone zijn. De keeper mag de bal niet in zijn handen nemen als de bal buiten de zone ligt, of als hij zelf maar half in de zone staat. De keeper heeft 5 seconden om de bal terug in het spel te brengen. Hierbij moet de bal volledig stil liggen binnen de zone en moeten de tegenspelers op minstens 3 meter staan.

Wanneer hij naar de bal grijpt mag de tegenpartij niet meer naar de bal slaan. De scheidsrechter dient in te staan voor de bescherming van de keeper. Wanneer er bij het verdedigen nog meerdere personen naast de keeper in de doelzone komen te staan, is er geen sprake van een keeperswissel en blijft de originele keeper zijn functie behouden. Wanneer de keeper zijn doelzone verlaat, mag één iemand anders de functie van keeper opnemen. De keeperswissel is pas voltrokken wanneer de originele keeper volledig uit de doelzone is, en de nieuwe keeper in de doelzone staat.

De uitzonderingen op de spelregels voor de keeper, gelden alleen indien de keeper zich volledig binnen zijn doelzone bevindt. Daarbuiten gelden voor hem dezelfde regels en plichten als voor de andere spelers, omdat zijn functie als keeper dan vervalt. De doelzone wordt bepaald door de reeds bestaande gekleurde lijnen rond het doel en wordt voor de wedstrijd door de scheidsrechter aan beide ploegen getoond.

Enkel de speler die in de aangeduide doelzone staat, krijgt dus de functie van keeper toegewezen. Het is aan een ploeg toegestaan om tijdens de loop van het spel onderling te wisselen tussen veldspeler en keeper. Het moet echter ten allen tijde duidelijk zijn voor de scheidsrechter en de tegenstanders wie keeper is.

 

Art 08 - Vervanging

De keeper en gelijk welke speler van een ploeg kan tijdens de wedstrijd vervangen worden door één van de reservespelers. De functie van keeper en spelers mag gedurende het spel onderling gewisseld worden. De vervanging tussen spelers, keeper en reservespelers kan op ieder moment, zolang er maximum 5 spelers van de ploeg op het veld staan en het duidelijk is wie van hen de keeper is. Er mag onbeperkt vervangen worden tijdens een match. Een vervanging mag echter niet gebruikt worden om positioneel voordeel te halen. De reservespelers nemen plaats op de voor hun ploeg voorziene reservebank die, samen met het wisselen van speelhelft, gewisseld wordt bij de rust.

Een onregelmatige vervanging kan tot uitsluiting van één of meer spelers leiden voor een straftijd van 5 minuten. Als een speler geblesseerd raakt of op een andere manier uitvalt, mag hij onmiddellijk vervangen worden door een andere speler.

In geen enkel geval mag een ploeg zich met meer dan vijf spelers op het veld bevinden. Indien zich meer dan vijf spelers van een ploeg op het veld bevinden, worden alle overbodige spelers naar de reservebank gestuurd voor een door de scheidsrechter opgelegde straftijd.

Alle spelers moeten geïdentificeerd zijn aan de hand van uitrusting en ledenlijst voor aanvang van de match.

 

Art 09 - Het spel

De keuze van de speelhelft wordt voor de match door de scheidsrechter bepaald. De wedstrijd bestaat uit twee speelperiodes van 25 minuten met 5 minuten opwarming voor aanvang van de wedstrijd en 5 minuten pauze tussen de 2 periodes. Na de opwarming begint de match officieel. Na de eerste periode wordt van speelhelft gewisseld.

 

Art 10 - De opslag

Bij aanvang van het spel en na elk doelpunt wordt de bal op de middenstip geplaatst. Bij aanvang van de 1ste speelhelft neemt de thuisploeg (rood) de opslag. Bij aanvang van de 2de speelhelft neemt de bezoekende ploeg (blauw) de opslag. Na elk doelpunt neemt de ploeg die het doelpunt tegen kreeg de opslag. De opslag zal pas genomen worden na het fluitsignaal van de scheidsrechter. In geval van foutieve opslag, wordt de opslag hernomen door de andere ploeg.

Bij de opslag moeten de spelers van de beide ploegen zich op hun eigen speelhelft bevinden, op minimum 3 meter van de middenstip. Enkel de speler die de opslag neemt mag zich op minder dan 3 meter van de bal bevinden. De speler die de opslag neemt, wordt gekozen onder de spelers van de ploeg die de opslag neemt.

De opslag wordt genomen met stilliggende bal. Bij opslag moet de bal achteruit gespeeld worden. De speler belast met een opslag mag de bal slechts eenmaal aantikken en mag de bal pas opnieuw spelen indien een andere speler de bal aangeraakt heeft. Na het aanraken van de bal is de bal in het spel en hebben alle spelers de vrijheid om zich te verplaatsen op beide speelhelften en hebben ze de vrijheid om de bal in iedere willekeurige richting uit te spelen. De speler belast met een opslag heeft 5 seconden om de bal achteruit te passen. Bij overschrijving van deze tijd wordt de opslag genomen door de andere ploeg.

 

Art 11 - De vrije slag

Het spel wordt hervat met een vrije slag bij elke tijdelijke onderbreking van het spel. Dit is onder andere in geval van een overtreding op de spelregels, als de bal buiten is, als de bal tegen het plafond botst of als de bal klem zit onder een obstakel. Alle vrije slagen worden gespeeld vanaf de plaats waar de bal zich bevond op het moment van de spelonderbreking. Hierop wordt een uitzondering gemaakt als de bal zich op dat moment binnen de 3 meter voor het doel bevindt. In dat geval wordt de vrije slag genomen net buiten de zone, recht voor het doel. Als er meerdere spelers in de zone staan tijdens de vrije slag, moet vooraf duidelijk zijn wie de keeper is. De vrije slag zal pas genomen worden na het fluitsignaal van de scheidsrechter.

Indien onduidelijk is wie het recht op een vrije slag heeft, wordt de vrije slag toegekend aan de verdedigende ploeg. De vrije slag mag zowel direct als indirect genomen worden. Alle tegenspelers, met uitzondering van de keeper, moeten zich op minimum 3 meter van de bal bevinden. De speler belast met een vrije slag mag de bal slechts eenmaal aantikken en mag de bal pas opnieuw spelen indien een andere speler de bal aangeraakt heeft.

De vrije slag wordt genomen met een stilliggende bal. De speler die de vrije slag neemt, wordt gekozen onder de spelers van de ploeg die de vrije slag toegekend kreeg. De bal mag vooruit of achteruit gespeeld worden. De vrije slag moet binnen de vijf seconden genomen worden. Bij overschrijding van deze tijd, of in geval van foutief hervatten van de wedstrijd, wordt de vrije slag aan de andere ploeg toegewezen.

In geval van een langer durende wirwar van spelers waarbij het moeilijk is het spel op een nauwgezette wijze gade te slaan, mag de scheidsrechter het spel stilleggen en overgaan tot een vrije slag voor de verdedigende ploeg, of een bully.

 

Art 12 - Het doelpunt

Een doelpunt wordt toegekend als de bal helemaal de lijn, getrokken tussen de twee palen van de goal, overschreden heeft. In geval van onzekerheid is het oordeel van de scheidsrechter beslissend. Het doelpunt is enkel geldig indien de doelgerichte slag met de stick in beide handen gebeurt.

Het doel wordt niet beschermd door een zone van waarin een tegenspeler geen direct doelpunt mag maken. Er mag van op elk punt van het speelveld een doelpunt gemaakt worden. Een doelpunt, gescoord door een speler tegen de eigen ploeg (own goal), met de stick of enig lichaamsdeel, is altijd geldig en zal steeds als doelpunt beschouwd worden.

 

Art 13 - Einde van het spel

De scheidsrechter fluit een speelhelft pas af wanneer de lopende actie niet meer voor doelgevaar zorgt. Indien de bal na het fluitsignaal nog in het doel belandt, telt het doelpunt niet. In het geval van een toernooi met korte matchen kan wel afgefloten worden exact op het uur, zonder te wachten.

 

Art 14 - De scheidsrechter

Het spel wordt geleid door een scheidsrechter die tevens tijdwaarnemer is. De scheidsrechter moet met de nodige strengheid leiden om een spel te verkrijgen dat correct en vrij van ruwheid is. De scheidsrechter wordt geacht ten allen tijde onpartijdig te zijn in zijn gedrag en in zijn oordeel. De scheidsrechter draagt steeds een gele club T-shirt. Scheidsrechters worden geacht schaatsen te dragen.

De scheidsrechter is de absolute leider op het veld en zijn beslissingen ten aanzien van het spel zijn onherroepelijk voor zover ze niet tegen de spelregels ingaan. De scheidsrechter bepaalt het begin en het einde van iedere wedstrijd, maar beoogt steeds de vooropgestelde 25 minuten per speelperiode. De scheidsrechter beslist in alle gevallen volgens de regels van het spel, beoordeelt alle geschillen en neemt alle noodzakelijke beslissingen. Als de regels niet in een bepaald geval voorzien, handelt de scheidsrechter naar zijn geweten. De scheidsrechter mag ingrijpen tegen iedere speler tijdens de wedstrijd, in de rust, of zelfs voor of na de wedstrijd (bij ernstige gevallen) die het huishoudelijk reglement en de spelregels niet naleeft.

De scheidsrechter heeft de plicht iedere speler tot de orde te roepen, die overtredingen begaat - hard of incorrect spel, oneerlijk spel, antisportieve houding, enz... . Onder hard, incorrect, oneerlijk spel of slecht gedrag verstaat men iedere actie die in tegenspraak is met het gedrag van een echte sportman, iedere blijk van slecht humeur aan het publiek, de scheidsrechter, de tegenstanders, kortom in alle gevallen waarin de geest van het spel zelf in diskrediet dreigt te raken. Roepen of schreeuwen van de veldspelers of de trainers gedurende een ontmoeting of andere bemoeienissen van welke aard dan ook zijn absoluut verboden.

Zijn/haar opdracht bestaat eveneens uit het controleren of het speelveld en de toebehoren van de spelers overeenkomstig de regels zijn en als dat niet het geval is, te eisen dat een en ander alsnog in orde wordt gemaakt.

De scheidsrechter heeft het recht het spel te stoppen als hij dat nodig acht. De tijd wordt niet gestopt tijdens een spelonderbreking. Als een speler geblesseerd is, stopt de scheidsrechter het spel onmiddellijk. Het spel gaat pas verder nadat deze speler het veld verlaten heeft en verzekerd is van de nodige verzorging.

De scheidsrechter heeft het recht een speler tijdelijk (reservebank) of voor de rest van de partij weg te sturen voor een periode opgelegd door de scheidsrechter. Uitgesloten spelers mogen pas vervangen worden na het verlopen van de uitsluitingsperiode, de ploeg komt dus tijdelijk met een man minder op het veld.

Iedere tijdelijke straf eindigt met de lopende wedstrijd en zal niet worden voortgezet bij de volgende match, onder voorbehoud van zware overtredingen tegen de geest van het spel en tegen het huishoudelijk reglement.

Overtredingen en straffen. De overtredingen, begaan tijdens een wedstrijd worden bestraft, naar gelang de omstandigheden, met een vrije slag, behoudens in geval van toepassing van de voordeelregel. De scheidsrechter maakt daarbij geen gebruik van strafkaarten, maar communiceert alle straffen met fluitsignaal en armgebaren.

  • Opzet : fluitsignaal
  • Vrije slag : fluitsignaal + arm in de te spelen richting, andere arm wijst naar de plaats van de fout
  • Verder spelen : Beide armen in de lucht, zonder fluitsignaal
  • Doelpunt : fluitsignaal + arm in de te spelen richting (na opzet), andere arm wijst naar middenstip

Als een bal per ongeluk tegen de scheids botst, dan gaat het spel gewoon verder. De scheids wordt in deze fase beschouwd als "dood object" zoals bv. een bank. Als er door deze fase een beduidend voordeel of nadeel optreedt voor een van de ploegen, dan mag de scheids kiezen om het spel stil te leggen. Het spel wordt hervat met een onrechtstreekse vrije slag door de ploeg die in balbezit was.

 

Art 15 - Stickhoogte

Veldspelers mogen tijdens welke fase dan ook van de wedstrijd nooit de stick hoger dan zijn schouders brengen. Ook elke beweging met de stick die een gevaar voor een andere speler met zich mee brengt of kan brengen wordt bestraft met een vrije slag (= gevaarlijk spel).

 

Art 16 - Voetfout

Voetfouten. De bal mag enkel gespeeld worden met de stick, niet met de voet of een ander lichaamsdeel. Ieder bewust spel met de voet is verboden, zowel aanvallend als verdedigend. M.a.w. het is verboden om de bal bewust mee te nemen, te controleren, weg te schoppen, te klemmen of tegen te houden met de voet of een ander lichaamsdeel. Ook scoren of passen met de voet of een ander lichaamsdeel is verboden. Ook de voet bewust gebruiken om (met een expliciete beweging) een pas of schot te onderscheppen/tegen te houden is fout. Indien een verdediger zijn lichaam breed maakt om een schot of pas te proberen te blokkeren is het ook fout. De focus moet altijd liggen op het gebruik van de stick.

Een bal die onvrijwillig aangeschoten wordt tegen een lichaamsdeel is geen overtreding. Ook wanneer een persoon zijn gezicht beschermt met zijn handen is het geen fout. Het muurtje (bij een rechtstreekse vrije slag) heeft vóór het fluitsignaal de vrijheid om zich in de baan van het schot te plaatsen, zolang dit gebeurt op minstens 3 meter van de bal. Bij het schot zelf moet het muurtje stil staan, iedere beweging met de voet of het lichaam tijdens dit schot naar de bal is fout.

Door de lichte bal waarmee we spelen kan het gebeuren dat deze per ongeluk (onvrijwillig) tegen een skeeler/rolschaats/lichaamsdeel kaatst, zonder dat de speler in kwestie dit zo bedoelde. Qua reglement (overtreding of niet) is dit een grijze zone. De situatie wordt als volgt beoordeeld om hierin duidelijkheid te brengen naar zowel speler als scheids:

  • Als er bij dit onbedoelde contact geen of nauwelijks impact is op het spel, en de speler in kwestie er dus geen expliciet voordeel uit haalt, dan mag de scheids het spel gewoon laten doorgaan.
  • Het is wel een overtreding als een verdediger, tijdens een verdedigende actie, voordeel haalt uit dit onbedoelde contact. Het idee hierachter is dat het technische spel met de stick altijd primeert en dat de verdediger dit onbedoeld contact kon voorkomen door de bal wel correct te raken met de stick. Een uitzondering hierop is uiteraard de aangeschoten bal waarbij er geen tijd was om deze als verdediger correct met de stick tegen te houden.
  • Het is ook een overtreding als een speler in balbezit, tijdens een aanvallende actie, voordeel haalt uit dit onbedoelde contact. Het idee hierachter is opnieuw dat het technische spel met de stick altijd primeert en dat de aanvaller dit onbedoeld contact kon voorkomen door de bal wel correct te raken met de stick. Voorbeelden van dergelijk voordeel (in balbezit) zijn: een dribbel die onbedoeld slaagt, de speler die onverwacht in een kansrijke positie komt, etc.

 

Art 17 - Spelbederf

De scheidsrechter moet in alle gevallen van spelbederf de wedstrijd stoppen en een waarschuwing geven aan de desbetreffende spelers. Als spelers weigeren zich te schikken naar de aanwijzingen van de scheidsrechter, zal de scheidsrechter de desbetreffende spelers vermanen en/of uitsluiten.

Het slaan met de stick moet altijd gericht zijn op de bal. Bewust slaan op de stick van de tegenspeler om zijn schot/pass/dribbel te verhinderen of te beïnvloeden mag niet.

Iedere charge, vrijwillige obstructie, vechtpartij, trap, haakactie, ruw spel, incorrect spel, gooien of slaan met de stick is verboden. Het is een speler eveneens verboden zijn tegenstander te duwen, hem te omklemmen, hem vast te houden, hem tegen te houden aan een gedeelte van zijn uitrusting, zich vast te houden aan het doel. (In het laatste geval geldt een uitzondering voor de keeper.) Dit moet worden beschouwd als een actie van geweld en dientengevolge moet de scheidsrechter de in overtreding zijnde speler tijdelijk of definitief verwijderen, afhankelijk van de ernst van overtreding.

In geval van verplaatsing van de goal die de tegenpartij nadeel berokkent, of indien de verplaatsing van de goal is uitgelokt door een speler van de verdedigende ploeg om klaarblijkelijk een doelpunt te voorkomen, wordt een vrije slag toegekend op de plaats waar de bal zich bevond op tijdstip van het verplaatsen van het doel.

Bij het toepassen van dit artikel mag de scheidsrechter de voordeelregel toepassen. In dat geval mag hij toestaan dat de lopende actie wordt beëindigd om onmiddellijk daarna het spel stil te leggen en disciplinaire maatregelen te nemen. Het spel zal worden hervat door ofwel een vrije slag of een opzet (na een doelpunt).

 

Art 18 - Obstructie

Obstructie is in alle gevallen verboden als dit bewust gebeurt, met als doel de doorgang van de tegenstander te belemmeren, om hem beletten te spelen, hetzij door zich recht voor hem te plaatsen om hem te stoppen, hetzij door hem tegen de hekken of de rand van het veld te drijven. Of door hem te verhinderen zich te plaatsen als hij de bal niet heeft om aan een lopende actie mee te doen, of door ieder ander middel, dat de directe actie van de tegenstander zou kunnen benadelen. In alle gevallen moeten deze praktijken zeer streng worden onderdrukt en bestraft worden.

In balbezit mag het lichaam gebruikt worden om de bal af te schermen. Spelen (zowel in balbezit of zonder) gebeurt echter steeds zonder contact met de tegenstanders, het lichaam mag niet gebruikt worden om tegenspelers weg te duwen.

 

Art 19 - Spelophoud

Geen enkele speler mag de bal aanraken of zich in het spel mengen als een van zijn wielen los is van zijn schaatsen, als een van zijn schaatsen beschadigd is, als hij de stick niet in zijn handen houdt, als een deel van zijn lichaam de grond raakt (met uitzondering van de keeper), als hij zich vasthoudt aan de goal (met uitzondering van de keeper) of als hij een overtreding begaat die strijdig is met de geest van het spel.

 

Art 20 - Klachten

Alle klachten moeten schriftelijk aan het bestuur medegedeeld worden, hetzij via de post of email. Het bestuur zal gevolg geven aan elke klacht en elke klacht met dezelfde hoogdringendheid behandelen.

 

Art 21 - Competitie

Competitieve leden worden in vaste ploegen ingedeeld. De ploegen spelen een jaarlijkse competitie, verdeeld over 3 seizoenen. Winst levert 3 punten op, gelijkspel 1 punt en verlies 0 punten. Na ieder seizoen wordt het klassement terug op 0 gezet. Details van de wedstrijden zijn te vinden op de jaarkalender.

 

Art 22 - Bank/tribune

Als een bal, die nog niet buiten het veld is, aangeraakt wordt door een reservespeler of zijn/haar stick, dan wordt de fase afgefloten. Hierbij gaat de vrije slag naar de ploeg die de tegenstander is van deze reservespeler. Het maakt hierbij niet uit of die reservespeler op de bank zat of op de tribune, of rond aan het lopen/skeeleren was aan de zijkant van het veld.

Als een bal, die nog niet buiten het veld is, aangeraakt wordt door een andere toeschouwer of "neutrale" buitenstaander, dan wordt de fase ook afgefloten. Het spel wordt hervat door een onrechtstreekse vrije slag voor de ploeg die in balbezit was.

Ook hier geldt, zoals altijd, de voordeelregel. De scheids hoeft dus niet per se de vrije slag te geven aan een ploeg, als deze ploeg (ondanks de impact van de bankzitter) toch in een kansrijke positie zou komen.